Op 16 september presenteerde het demissionair kabinet de Miljoenennota en de Belastingplannen voor 2026. Door de demissionaire status van het kabinet blijven de voorgestelde maatregelen beperkt in omvang. Toch zijn er een aantal belangrijke wijzigingen aangekondigd. We zetten de tien meest relevante veranderingen hieronder voor je op een rij.
1. Werkgevers gaan 12% heffing betalen op fossiele auto van de zaak
Vanaf 1 januari 2027 zijn werkgevers een pseudo-eindheffing van 12% verschuldigd wanneer zij een personenauto met CO₂-uitstoot ter beschikking stellen aan een werknemer voor privégebruik en/of woon-werkverkeer.
Het doel van deze regeling is bedoeld om de overstap naar elektrische personenauto’s te versnellen, in lijn met de klimaatdoelen voor 2030. Volledig elektrische personenauto’s en personenauto’s met CO₂-uitstoot die uitsluitend zakelijk worden gebruikt, vallen buiten de regeling.
De heffing wordt berekend over de waarde van de personenauto. Voor de waarde van een personenauto wordt uitgegaan van de catalogusprijs, tenzij de personenauto ouder is dan 25 jaar. In dat laatste geval wordt uitgegaan van de waarde in het economische verkeer.
Vanaf 1 januari 2027 moet u dus maandelijks een pseudo-eindheffing berekenen. Deze heffing mag u maandelijks voldoen, maar u mag ook wachten met de afdracht tot het tweede loonaangiftetijdvak in 2028. De heffing mag niet worden verhaald op de werknemer en een eigen bijdrage van de werknemer heeft geen invloed op de hoogte van de heffing.
Let op! Tot 17 september 2030 is geen pseudo-eindheffing verschuldigd over personenauto’s die voor 1 januari 2027 aan werknemers ter beschikking zijn gesteld. Na deze datum geldt de heffing voor alle fossiele personenauto’s met privégebruik.
2. Aanpassingen box 3: hogere rendementen, lager vrijgesteld vermogen
Het kabinet voert per 1 januari een aantal aanpassingen door in de huidige box 3 regeling als opmaat naar het nieuwe stelsel op basis van werkelijk rendement. De beoogde invoerdatum van het nieuwe stelsel is 1 januari 2028. Hieronder de belangrijkste wijzigingen per 1 januari 2026:
- Het forfaitair rendement voor overige bezittingen stijgt van 6% naar 7,78%.
- Het heffingsvrije vermogen daalt van € 57.684 naar € 51.396 per persoon, waardoor meer belastingplichtigen box 3-heffing gaan betalen.
- De regels voor het tegenbewijs van daadwerkelijk rendement worden aangescherpt. Dit moet belastingontwijking via obligaties met aangegroeide rente tegengaan. Aankopen na 25 augustus 2025 vallen onder strengere voorwaarden.
- De leegwaarderatio wordt beperkt: verhuur aan gelieerde partijen tegen een niet-marktconforme huur valt voortaan buiten deze regeling. Dit voorkomt belastingvoordeel door kunstmatig lage huur. Gelieerde partijen zijn partijen die zo nauw verbonden zijn dat zij onderling een huurprijs afspreken die normaal niet in de markt zou gelden.
3. Wijzigingen in inkomstenbelastingtarieven en heffingskortingen (box 1)
Voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd daalt het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting licht van 35,82% (2025) naar 35,70% (2026). De tweede schijf stijgt licht van 37,48% (2025) naar 37,56% (2026). De derde schijf blijft ongewijzigd op 49,50%. Voor AOW-gerechtigden daalt het tarief in de eerste schijf van 17,92% (2025) naar 17,80% (2026), De tweede schijft stijgt van 37,48% (2025) naar 37,56% (2026) en de derde schijf blijft ongewijzigd op 49,50%. Daarnaast wijzigen de schijflengtes in box 1 van de inkomstenbelasting met een beperkte indexatie. Vanaf een inkomen van € 79.137 is het hoogste tarief van 49,50% van toepassing.
De maximale arbeidskorting wordt in 2026 verhoogd van € 5.599 (2025) naar € 5.712 (2026). De maximale algemene heffingskorting stijgt in 2026 licht van € 3.068 naar € 3.115 (voor belastingplichtigen ouder dan de AOW-leeftijd van € 1.536 naar € 1.554) en de maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting stijgt van € 2.986 naar € 3.032.
Voor ondernemers is vooral relevant dat de zelfstandigenaftrek verder wordt verlaagd, van € 2.470 naar € 1.200 in 2026. De mkb-winstvrijstelling blijft gelijk op 12,70%.
4. Versoepeling rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit (WPM)
De rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit wordt vanaf 2026 versoepeld. Alleen ondernemingen met 250 werknemers of meer hoeven nog te voldoen aan deze verplichting. Voorheen gold de grens vanaf 100 werknemers. Deze wijziging maakt deel uit van een bredere kabinetsaanpak om de regeldruk voor ondernemers te verlagen.
5. Verduidelijking fietsregeling
Sinds 1 januari 2020 geldt een bijtelling van 7% (verminderd met de eventuele eigen bijdrage van de werknemer) voor een fiets van de zaak die een werknemer ook privé mag gebruiken. Deze bijtelling is verplicht zodra de fiets voor woon-werkverkeer wordt gebruikt.
Het kabinet stelt voor om deze regeling met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 aan te passen. Wordt de fiets niet of maximaal 10% bij het woon- of verblijfadres van de werknemer gestald, dan is de bijtelling nihil. Dit betekent dat er geen loon- of inkomstenbelasting verschuldigd is. Deze regeling geldt overigens ook voor IB-ondernemers.
Wordt de fiets vaker dan 10% bij het woon- of verblijfadres gestald, dan geldt de reguliere bijtelling van 7%.
6. Overdrachtsbelasting: introductie 8%-tarief in 2026
In 2026 gaan vier tarieven gelden voor de overdrachtsbelasting. Nieuw is het 8%-tarief voor woningen die niet als hoofdverblijf worden gebruikt. Dit geldt bijvoorbeeld voor beleggingsobjecten, vakantiewoningen, woningen voor kinderen of verhuurde woningen.
De volledige tarievenstructuur vanaf 2026:
- 0%: startersvrijstelling voor starters onder de 35 jaar bij woningen tot € 555.000
- 2%: voor koopwoningen die de koper zelf als hoofdverblijf gaat gebruiken
- 8%: voor woningen die niet als hoofdverblijf worden gebruikt (nieuw tarief)
- 10,4%: voor niet-woningen, zoals commercieel vastgoed, bedrijfspanden en onbebouwde grond.
7. Btw tarief op cultuur, media en sport blijft 9%
Het kabinet ziet af van de eerder geplande btw-verhoging naar 21% op cultuur, media en sport. Het verlaagde tarief van 9% blijft vanaf 1 januari 2026 dus van kracht. Let op: Voor logiesverstrekkers, zoals hotels en B&B’s, gaat het btw-tarief wél omhoog naar 21% per 1 januari 2026. Deze verhoging blijft dus van kracht.
8. Regeling vervroegd uittreden vanaf 2026 structureel
De tijdelijke RVU-drempelvrijstelling wordt vanaf 2026 structureel voortgezet. Hierdoor kunnen werknemers – onder voorwaarden – tot drie jaar vóór hun AOW-leeftijd stoppen met werken en een uitkering ontvangen. Als deze uitkering binnen het drempelbedrag blijft, is de werkgever geen pseudo-eindheffing verschuldigd.
Vanaf 2026 stijgt het drempelbedrag met € 300 bruto per maand en wordt het jaarlijks geïndexeerd op basis van het minimumloon. In 2025 is de RVU-drempelvrijstelling € 2.273 per maand. Boven dit bedrag geldt een pseudo-eindheffing van 57,7% (2026), 64% (2027) en 65% (2028).
9. Fiscaal voordeel groene beleggingen wordt afgebouwd
Groen beleggen levert nu fiscaal voordeel op via een vrijstelling in box 3. Daarnaast geldt een heffingskorting van 0,1% over het vrijgestelde bedrag. De regeling geldt voor beleggingen in erkende groenfondsen die duurzame en innovatieve projecten financieren.
Het fiscale voordeel voor groen beleggen werd vanaf 1 januari 2025 al stapsgewijs afgebouwd. In 2025 bedraagt de vrijstelling nog € 26.312 (€ 52.624 voor fiscale partners). In 2026 blijft de vrijstelling nog bestaan, maar in 2027 bedraagt deze nog slechts € 200 (€ 400 voor partners). De regeling is daarmee feitelijk afgeschaft.
De heffingskorting blijft in 2027 formeel bestaan, maar heeft dan nauwelijks nog effect. Vanwege uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst schuift de definitieve afschaffing door naar 1 januari 2028.
10. Verduidelijking erf- en schenkbelasting
Het kabinet neemt per 2026 vier maatregelen om de erf- en schenkbelasting te verduidelijken en oneerlijke situaties te voorkomen:
- Schenkingen binnen 180 dagen voor een overlijden worden vanaf 1 januari 2026 enkel via de erfbelasting belast en niet meer eerst in de schenkbelasting. Nu moet nog zowel een aangifte schenk- als erfbelasting worden gedaan.
- Biologische kinderen zonder juridische erkenning worden voortaan gelijkgesteld met juridische kinderen voor de erf- en schenkbelasting. Hierdoor kunnen zij gebruikmaken van het kindertarief en de kindvrijstelling. Voorwaarde is dat zij het biologische ouderschap aantonen via een DNA-test.
- Bij huwelijkse voorwaarden met scheve breukdelen (bijv. 90/10) wordt alles boven de 50% belast met erf- of schenkbelasting. Dit geldt voor gehuwden, geregistreerde partners én samenwoners. Huwelijkse voorwaarden opgesteld vóór 16 september 2025 blijven buiten deze regeling, tenzij ze later worden aangepast. Zo wil de overheid belastingontwijking voorkomen via scheve verdelingen.
- De aangiftetermijn voor erfbelasting wordt verlengd van 8 naar 20 maanden. Belastingrente gaat pas lopen vanaf de 21e maand. Dit geeft u meer tijd voor een correcte en volledige aangifte en vermindert het risico op uitstelverzoeken en bezwaarprocedures.
Wil je alle maatregelen van Prinsjesdag nog eens rustig nalezen en alle details overzichtelijk op een rij hebben? Download dan hier de door het RB uitgebrachte Prinsjesdag Special. Daarin vind je alle wijzigingen uitgebreid toegelicht, zodat je precies weet wat dit voor jou betekent. (Bron: Register Belastingadviseurs)
Uitleg nodig?
Wil je meer uitleg over deze of andere fiscaal gerelateerde onderwerpen, dan zijn Margreet Claassen en Moysa Samoedj van de fiscale afdeling je graag van dienst via het telefoonnummer 0317-413281.