Naar verwachting wordt rentemiddeling in de loop van 2016 voor het overgrote deel van de hypotheekmarkt aangeboden.

Dat schrijft minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën – mede namens minister Stef Blok voor Wonen en Rijksdienst – in een brief naar de Tweede Kamer.

Minister Blok heeft onlangs gesproken met het Verbond van Verzekeraars en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en aandacht gevraagd voor rentemiddeling. Tijdens deze gesprekken hebben de brancheorganisaties aangegeven dat een groot deel van de sector gehoor heeft gegeven aan het verzoek en rentemiddeling nu aanbiedt (waaronder ING, SNS en Achmea). Naar verwachting wordt rentemiddeling in de loop van 2016 voor het overgrote deel van de hypotheekmarkt aangeboden. Zo hebben ABN AMRO, de Rabobank en Aegon en Nationale Nederlanden aangegeven nog dit jaar rentemiddeling te zullen aanbieden.

Rentemiddeling
Bij rentemiddeling wordt de lopende rentevastperiode afgebroken en gaat een nieuwe rentevastperiode gelden. Vanwege het vroegtijdig afbreken van de rentevastperiode brengen banken in de meeste gevallen een bedrag aan boeterente in rekening. De belastingplichtige kan dit bedrag ineens betalen en de boeterente is dan aftrekbaar als kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld. Rentemiddeling houdt in dat de belastingplichtige de boeterente niet in één keer hoeft te betalen, maar de boeterente feitelijk kan uitsmeren over de nieuwe rentevastperiode door een opslag op de reguliere rente.

De onduidelijkheid over de fiscale aspecten van rentemiddeling zijn volgens Dijsselbloem opgelost via een goedkeuring in het Beleidsbesluit van 27 november 2015, nr. BLKB 2015/1486M. Daarin staat dat boeterente, al dan niet in het kader van rentemiddeling, niet wordt aangemerkt als kosten van geldleningen maar als rente van schulden. Boeterente is dan aftrekbaar als rente van schulden en wordt ook voor de beoordeling van de fiscale aflossingseis aangemerkt als rente.

Boeterente
Onder boeterente wordt in dit kader verstaan de reële vergoeding die de bank in rekening brengt en die bestaat uit het renteverlies dat de bank lijdt over de nog resterende rentevastperiode bij het (gedeeltelijk) aflossen, wijzigen of oversluiten van een lening. Het maakt daarbij niet uit hoe de bank deze vergoeding berekent en of deze al dan niet wordt uitgesmeerd over de nieuwe rentevastperiode. Bij het berekenen van de vergoeding kan de bank rekening houden met het nadeel dat de bank heeft omdat zij de boeterente als gevolg van het uitsmeren op een later moment ontvangt.

Andere opslagen die een bank in het kader van rentemiddeling in rekening brengt, zoals bijvoorbeeld een opslag voor het risico van vroegtijdig volledig aflossen bij verkoop, zijn niet aan te merken als boeterente. Deze opslagen worden dan ook niet aangemerkt als rente van schulden behalve in die gevallen waarin het totaal van alle overige opslagen de doelmatigheidsgrens van 0,2% niet overschrijdt.