Afgelopen week is er een nieuw btw-vastgoed besluit gepubliceerd. Hierin legt de staatssecretaris onder andere uit wat het begrip ‘bouwterrein’ inhoudt.

Het lijkt er op dat de staatssecretaris twee begrippen bouwterrein hanteert. Het wettelijke begrip zoals dat in de Wet op de omzetbelasting 1968 is gedefinieerd en het Europese begrip bouwterrein zoals dat volgt uit de EU Btw-richtlijn. Dit laatste begrip is ruimer en een belastingplichtige kan zich daarop beroepen.
Als een terrein met bebouwing wordt geleverd waarbij de verkoper een sloopverplichting heeft en deze sloop zal plaatsvinden met het oog op toekomstige bebouwing, lijkt ook de staatssecretaris van mening te zijn dat sprake is van een bouwterrein (in Europese zin).
Wij merken op dat de staatssecretaris lijkt te suggereren dat verkrijgers van bouwterreinen alleen voor de ‘samenloopvrijstelling’ van overdrachtsbelasting in aanmerking kunnen komen als volgens de Nederlandse wettelijke bepaling sprake is van een bouwterrein, en niet als dit ‘slechts’ op grond van de EU Btwrichtlijn het geval is. Dit heeft tot gevolg dat mogelijk overdrachtsbelasting is verschuldigd bij de verkrijging van een ‘Europeesrechtelijk’ bouwterrein.
De praktijk zal moeten uitwijzen in hoeverre de belastingdienst dit standpunt daadwerkelijk zal innemen.