Iedereen heeft recht op een algemene heffingskorting. Wat is er echter mogelijk als iemand geen of heel weinig belasting moet betalen? Hoe kunt u voorkomen dat de algemene heffingskorting verloren gaat?

Iedere inwoner van Nederland heeft recht op de algemene heffingskorting. Deze bedraagt in 2015 € 2.203,- voor iemand die nog geen AOW ontvangt. De heffingskorting is een bedrag dat wordt verrekend met de over een jaar verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Als iemand onvoldoende inkomen heeft om de heffingskorting volledig te kunnen verrekenen, gaat het restant dus in beginsel verloren.
Tenzij men een fiscale partner heeft die wel voldoende belasting verschuldigd is. Dan wordt de heffingskorting door de Belastingdienst uitbetaald aan de belastingplichtige, maar nooit tot een hoger bedrag dan de fiscale partner aan belasting moet betalen.
Sinds een aantal jaren wordt het bedrag dat wordt uitbetaald aan heffingskorting echter afgebouwd met 6,67% per jaar. Voor 2015 betekent dit dat niet € 2.203,- wordt uitbetaald, maar maximaal € 1.175,-. Ook als de fiscale partner wel meer dan € 2.203,- aan belasting moet betalen. Tip. Als de fiscale partner die niet of weinig verdient vóór 1 januari 1963 is geboren, geldt de afbouw niet.

Om te voorkomen dat er € 1.028,- onbenut blijft, is het raadzaam om, zo mogelijk, ervoor te zorgen dat men voldoende inkomen heeft om de algemene heffingskorting volledig te benutten. Hoe? Afhankelijk van de persoonlijke situatie zijn daarvoor een aantal oplossingen voorhanden.
In de aangifte kan het box 3-vermogen worden toegerekend aan de niet-verdienende partner. Om de heffingskorting dan volledig te kunnen verrekenen, moet men een belastbaar box 3-vermogen hebben van zo’n € 185.000,- (op 1 januari 2015). Als dit geen of onvoldoende soelaas biedt, is te overwegen om voor 31 december 2015 de volgende maatregelen te nemen.

Als directeur-grootaandeelhouder kunt u eraan denken om, indien mogelijk, dividend uit te keren tot een bedrag van zo’n € 9.000,-. Dat dividend kan vervolgens in de aangifte inkomstenbelasting worden toegerekend aan de niet-verdienende partner. Let op. Als er sprake is van een pensioen- of stamrechtvoorziening, moet u voorzichtig zijn met dividenduitkeringen.

Een ondernemer (eenmanszaak) kan overwegen om de partner een arbeidsbeloning toe te kennen voor de door deze verrichte werkzaamheden. Deze beloning moet wel reëel zijn: het moet een vergoeding zijn die u ook aan een derde zou betalen. Vereist is wel dat de vergoeding ten minste € 5.000,- bedraagt (anders wordt deze gewoon bij de ondernemer zelf belast). Om de heffingskorting optimaal te benutten, is een arbeidsbeloning van zo’n € 6.000,- vereist. Let op. Het kan zijn dat een deel van het voordeel verloren gaat, doordat de partner 4,85% premie Zorgverzekeringswet verschuldigd wordt.
Ook een directeur-grootaandeelhouder kan eventueel zijn partner mee laten werken in zijn BV en daarvoor een zakelijk loon toekennen.
Extra inkomen kan ook gevolgen hebben voor eventuele zorg-, huur- en/of kinderopvangtoeslag.